In de Oost-Chinese Zee liggen de 98 Riukiu-eilanden. Ze strekken zich uit tussen Kyushu (Japan) en Taiwan over een strook van zo’n 1200 km. China ligt voor hen in het westen, Korea in het noorden, Japan in het noordoosten en in het verre zuidwesten liggen de Filipijnen.
Sinds 1609 maakt de eilandengroep deel uit van Japan, al heeft het nog tot laat in de 19e eeuw een eigen, autonome status gehad. Hoewel de eilanden onderdeel waren van het Japanse Keizerrijk, vielen ze ook sterk onder de invloedssfeer van China. Verder onderhielden ze goede contacten met de Filipijnen op Luzon, de Thai in Siam, de Koreanen, de Birmezen en zelfs de Mongolen. De Riukiu-eilanden waren een smeltkroes van culturen – een héél vruchtbare bodem waarin de zaadjes die zouden uitgroeien tot ‘Het Karate’ konden ontkiemen.
Vechtmethoden, zowel gewapend als ongewapend, spelen een belangrijke rol in de geschiedenis van de mens. Conflicten om grond en grondstoffen worden in alle culturen ter wereld door hun krijgers beslecht. De Riukiu-eilanden vormen daarop geen uitzondering. Hoewel de verschillende eilanden dunbevolkt zijn, bestonden ze uit vele onafhankelijke rijkjes die continu tegen elkaar ten strijde trokken. De Uchinanchu, de inwoners van de Riukiu-eilanden, hechtten daardoor veel belang aan krijgskunde en stonden open voor invloeden van buitenaf. Vooral Japan en haar Samoerai-klasse, China en het Kungfu en de Thai met hun Muay Boran zorgden voor een enorme stroom aan ideeën en vernieuwingen die de inheemse krijgskunsten van de Riukiu-eilanden ingrijpend veranderden. Verschillende wapenverboden die tijdens de geschiedenis van de Riukiu-eilanden en later de prefectuur Okinawa worden afgekondigd, werken het ongewapende vechten sterk in de hand. Zo ontstaat het Te of Tode, de voorloper van het Karate.