Kata is de formele oefenvorm in de meeste 'traditionele' vechtsporten. Het is een onderdeel dat onlosmakelijk met de oorspronkelijke bedoeling van de vechtsporten en de krijgskunsten verbonden is, maar dat ook enorm vaak fout wordt begrepen. Katas zijn vaste reeksen van technieken, die in een vast patroon gelopen moeten worden. Het zijn echter geen dansjes, maar blauwdrukken van volledige zelfverdedigingssystemen.


Katas zoals we ze vandaag kennen zijn een Okinawaans fenomeen. De lange series van opeenvolgende bewegingen zien we niet terug in het oorspronkelijke kungfu uit China of het bujutsu uit Japan. Ook in Siam, in het Muay Boran, kwamen oorspronkelijk geen lange series voor. Wat deze stijlen wel kenden, waren kortere series, die we vandaag vaak 'drills' of 'renrakus' noemen. Deze oefenvormen hebben dezelfde functie als de katas die de Okinawanen ontwikkelden. Sterker nog, katas zijn opgebouwd uit verschillende van deze kortere reeksjes!

Rest ons natuurlijk de vraag "Wat zijn die reeksjes dan"? Om hier op te antwoorden moeten we teruggaan in de tijd en ons de vraag stellen hoe krijgskunsten oorspronkelijk werden aangeleerd. Renshi Patrick McCarthy, een van de meest vooraanstaande karatehistorici, ontwikkelde hier een theorie over. In zijn HAPV-analyse (Habitual Acts of Physical Violence) stelt Renshi McCarthy dat er in een geval van civiele geweldpleging 36 mogelijke aanvallen (+ een aantal variaties) zijn waar je slachtoffer van kan worden. In de Bubishi, 'de bijbel van het karate' die sinds de 8e eeuw wordt aangevuld door krijgskunstenaars, vinden we een lijstje terug dat sterk overeenkomt met de lijst van Renshi McCarty. In de 'Britisch Crime Survey', een jaarlijks verslag over burgergeweld, worden steeds gewelddadige incidenten beschreven en in statistieken samengevat. Ook hier komen de 36 verschillende aanvallen steeds terug naar voor. We kunnen er dus volgens de HAPV-theorie van uit gaan dat ook de oude meesters zich hier bewust van waren en dat zij zichzelf trainden om op deze 36 aanvallen te kunnen reageren.

In eerste instantie oefenden zij deze aanval- en verdedigingsdrils met een partner in, maar de gevaarlijke technieken die zij als antwoord op aanvallers klaar hadden, waren niet ideaal om op een trainingsmaatje te gebruiken. Van duo-oefeningen evolueerde het trainen op zelfverdediging dus naar het lopen van 'sequenties' zonder een partner. Het aaneenschakelen van verschillende van deze kortere sequenties, leidde tot het ontstaan van katas.