Kanku 

Het Kanku-symbool is aan het zenboeddhisme ontleend en was de ‘Mon’ of het Japans familiewapen van de Oyama-familie. Het werd een van de belangrijkste symbolen binnen het Kyokushin, maar blijft tot op de dag van vandaag ook de traditionele kledij van de Oyamas decoreren.

De Kanku kan makkelijk met de handen gevormd worden. Door de duimen en de wijsvingers tegen elkaar te plaatsen, ontstaat er een holte tussen de handen. Door deze holte kan men 'naar het oneindige staren' en kijken naar het onbereikbare doel – de perfectie die we nastreven in onze training. Deze handeling komt voor in verschillende oosterse rituelen én is de openingsbeweging van de kata 'Kanku Dai'. De pieken die gevormd worden door de vingers en de duimen, stellen hierbij het uiterste voor, maar staan ook voor verfijning en techniek. De brede banden die gevormd worden door de polsen, symboliseren kracht. De Kanku wordt altijd in een cirkel afgebeeld en deze staat voor het oneindige karakter van een leerproces.

Kyokushin Kanji 

De Kyokushin-kanji is de kalligrafische voorstelling van de tekens 'Kyoku', 'Shin' en 'Kai'. In de Kanji zijn deze symbolen verfraait en stellen ze een zwaard voor dat in de schede rust.

Deze voorstelling is gebaseerd op het tweede principe uit Gichin Funakoshi's Niju Kun; "Karate Ni Sente Nashi - Er is geen eerste aanval in Karate".  Door het zwaard in de schede te laten rusten, wijst de kanji er op dat karate dient om jezelf te verbeteren en niet om anderen te schaden.

Het Kanji-symbool wordt door alle Kyokushin-karatekas op het hart gedragen tijdens de training. Zo worden ze altijd aan de ware betekenis van het Kyokushin herinnert.