Het in 1964 gestichte Kyokushinkai Karate is een van de jongere karatestijlen. De stijl onderscheidt zich van de andere Ryu door zijn sterke focus op Full-contact Jissen Kumite; het sparren met minimale beperkingen in toegestane technieken en met een minimum aan beschermende kledij. Daarnaast beoefent men in het Kyokushinkai Karate ook alle andere aspecten van het karate, maar dit alles met een enorme focus op toewijding en overgave. Het Kyokushinkai kent daarom ook een zeer sterke filosofie, die al in de naam verborgen zit. De naam, Kyokushinkai, bestaat uit de drie basisonderdelen van deze filosofie: Kyoku, Shin en Kai.

Even bijzonder als de karatestijl die hij stichtte, is grootmeester Sosai Masutatsu Oyama. Hij werd in 1923 geboren in bezet Korea en verhuisde in 1938 naar Japan. Nog in Korea trainde hij in het Shakuriki, een vorm van het Chinese Kempo, maar eens aangekomen in Japan gaat een wereld voor hem open. Wanneer zijn droom om gevechtspiloot te worden op niets uitdraait, stort hij zich op de krijgskunsten. Judo, Shotokan Karate, Goju-ryu Karate, Engels boksen,... geen enkele uitdaging gaat Masutatsu Oyama uit de weg. Alles wat hij leert, gebruikt hij om zijn eigen karatestijl en -filosofie uit te werken en die beslissing zal zijn leven en dat van miljoenen andere mensen grond veranderen!

In het Kyokushinkai Karate is er geen enkel woord zo belangrijk als “Osu” (Uitspraak: Oes of Oss. Belangrijk voor de uitspraak is om de lippen zo min mogelijk te bewegen en de klank dof te houden.). Het is een klein woordje, maar het omvat de hele Kyokushin-filosofie en wordt daarom continu gebruikt in de Dojo. We gebruiken het als antwoord op iedere vraag, gebruiken het om elkaar te groeten, om een goede techniek van een tegenstander te erkennen, we gebruiken het om onszelf aan te sporen én we gebruiken het zelfs als Kiai.

Binnen het Kyokushinkai komt dat woordje Osu van de uitdrukking ‘Osu No Seishin’. Het woordje Osu bestaat uit twee Kanji: Oshi (押) en Shinobu (忍) welke ‘Duwen’ en ‘Uithouden’ betekenen. Osu betekent dus ‘Het uithouden om geduwd te worden’ of ‘Volhouden wanneer je onder druk staat’.

Kanku 

Het Kanku-symbool is aan het zenboeddhisme ontleend en was de ‘Mon’ of het Japans familiewapen van de Oyama-familie. Het werd een van de belangrijkste symbolen binnen het Kyokushin, maar blijft tot op de dag van vandaag ook de traditionele kledij van de Oyamas decoreren.

De Kanku kan makkelijk met de handen gevormd worden. Door de duimen en de wijsvingers tegen elkaar te plaatsen, ontstaat er een holte tussen de handen. Door deze holte kan men 'naar het oneindige staren' en kijken naar het onbereikbare doel – de perfectie die we nastreven in onze training. Deze handeling komt voor in verschillende oosterse rituelen én is de openingsbeweging van de kata 'Kanku Dai'. De pieken die gevormd worden door de vingers en de duimen, stellen hierbij het uiterste voor, maar staan ook voor verfijning en techniek. De brede banden die gevormd worden door de polsen, symboliseren kracht. De Kanku wordt altijd in een cirkel afgebeeld en deze staat voor het oneindige karakter van een leerproces.

Kyokushin Kanji 

De Kyokushin-kanji is de kalligrafische voorstelling van de tekens 'Kyoku', 'Shin' en 'Kai'. In de Kanji zijn deze symbolen verfraait en stellen ze een zwaard voor dat in de schede rust.

Deze voorstelling is gebaseerd op het tweede principe uit Gichin Funakoshi's Niju Kun; "Karate Ni Sente Nashi - Er is geen eerste aanval in Karate".  Door het zwaard in de schede te laten rusten, wijst de kanji er op dat karate dient om jezelf te verbeteren en niet om anderen te schaden.

Het Kanji-symbool wordt door alle Kyokushin-karatekas op het hart gedragen tijdens de training. Zo worden ze altijd aan de ware betekenis van het Kyokushin herinnert.

© website powered by Twizzit.com